Sinds filosofie haar intrede heeft gedaan in de eindtermen en leerplannen van het secundair onderwijs in Vlaanderen groeit de nood aan praktische tools en handvatten voor leerkrachten. Welke hulpmiddelen zijn er voorhanden om actief aan de slag te gaan met filosofie? Hoe kunnen we leren filosoferen in de klas?
Door Katrien Schaubroeck, Maïté de Haan en de 2e Ba-studenten van Mondelinge Oefeningen (bachelor Wijsbegeerte, Universiteit Antwerpen)
Een antwoord op die vraag kan volgens ons liggen in de ‘filosofische spelen’ die recent zijn ontwikkeld, dat zijn spelletjes die filosofische vaardigheden zoals argumenteren, een positie innemen en vragen bedenken vooropstellen. Maar welke filosofische spelen bestaan er? Welke kan jij als leerkracht het beste gebruiken? En wat maakt een spelletje filosofisch?
Met 20 studenten uit de tweede Bachelor Wijsbegeerte van de Universiteit Antwerpen probeerden we een aantal van deze filosofische spelletjes uit. We zetten onze bevindingen op een rij.
Nomizo: wie kan het best argumenteren?
Een groepje van zes studenten speelde Nomizo. Het spelopzet is eenvoudig en het vergt niet veel tijd om van start te gaan. Iedereen heeft een fichekaart voor zich waarop de puntentelling wordt bijgehouden. De bedoeling is om zo snel mogelijk je kaart te vullen met fiches die je kan verdienen door filosofische stellingen te verdedigen. Een stapel kaarten in het midden geeft aan welke vraag gedurende één minuut moet verdedigd of weerlegd worden. Voorbeelden zijn: “kan je verdriet wegnemen door erover na te denken?” of “heeft automatisering ons meer vrijheid gegeven?” Eén speler verdedigt, één speler weerlegt, en de andere spelers bepalen na afloop welke argumentatie ze het sterkste vonden. Wie wint krijgt een fiche. Er wordt een inspanning gevraagd van alle deelnemers, en de afwisseling aan soorten vragen is groot, waardoor het spel dynamisch is en constant van iedereen aandacht vergt. De dynamiek zit in het debatteren tegen elkaar, goede argumenten geven en argumenten weerleggen door bijvoorbeeld denkfouten bloot te leggen. Een debat kan er soms heftig aan toegaan, het spelelement en de tijdsdruk (één minuut) maakt de competitiedrang nog iets intenser, en misschien geeft dat alles gecombineerd een eenzijdig beeld van filosofie: het gaat er in de filosofie immers niet per se om om een debat te winnen. De onderzoeksdialoog (waar samen naar inzicht wordt gezocht) of het socratisch gesprek (waar het formuleren van een goede vraag en het bevragen van veronderstellingen belangrijker zijn dan het geven van antwoorden) zijn evenzeer modellen voor filosofische gesprekken als het debat. Maar in een klascontext kan het competitieve element net een welgekomen uitdaging zijn die leerlingen aanspoort om het plezier van argumenteren en weerleggen te leren kennen.
Filozoo: een standpunt innemen met denkdieren
Een groepje van vier studenten verkende de Filozoo denkdieren en bijhorende denkkaarten. Deze didactische hulpmiddelen voor filosofische gesprekken met kinderen spraken de studenten aan omdat de denkdieren op de kaartjes de deelnemers dwingen om andere filosofische registers open te trekken dan het argumenteren. Zo is er het twijfelschaap dat kinderen aanspoort om hun interventie te starten met ‘zou het niet kunnen dat…’ of de exploraf (giraf) die stelt ‘ik wil onderzoeken of…’. Filosoferen is niet zomaar meningen vertellen maar gaat ook niet steeds over standpunten innemen. Het belangrijkste dat met de kaartjes aan kinderen wordt aangeleerd is om hun gedachten te ordenen en te categoriseren als twijfel, of als argument, of als wens om meer te weten te komen over een onderwerp, enzovoort. Bij de denkdier-kaartjes hoort een stapel met vraagkaarten en die werden minstens even interessant gevonden. Bijvoorbeeld de vraag “als ik mij gedraag als een aap, en ik zie eruit als een aap, ben ik dan een aap?” nodigt uit tot hele fundamentele vragen over identiteit en essentialisme, of over het antropologische verschil. “Zijn eieren ook kippen?”, “is een mens natuur?” zijn uitdagende vragen die op het niveau van kinderen best al fundamentele filosofische tegenvragen of twijfels oproepen.
Een student merkte op dat je kinderen ook kan aanleren om zelf filosofische vragen te bedenken, bijvoorbeeld afgeleid uit een verhaal of een beleving. De kunst van het vragen stellen, de kunst van het zich verwonderen is een filosofische vaardigheid, maar misschien eentje die minder in spelvorm te oefenen valt. Boeken of filmpjes of andere narratieve voorzetten lijken dan betere uitgangspunten. Andere studenten vinden toch dat het leren innemen van een standpunt en dat zo goed mogelijk onderzoeken en beargumenteren minstens even belangrijk is als het stellen van een filosofische vraag.
Sofia: gekende spelen in een filosofisch jasje
Wie op een zoekmachine ‘filosofisch spel’ intikt, komt snel uit bij Sofia. Acht studenten speelden dit mooi uitgegeven spel dat een set kwartetkaarten en een set vraagkaarten bevat, aan de hand waarvan er zes spelrondes gespeeld kunnen worden. De studenten speelden enkel ronde 2 en ronde 5, waarna duidelijk werd dat Sofia, zoals het bekende spel Time’s up, vereist dat alle rondes doorlopen worden omdat de ene ronde voortbouwt op kennis opgedaan in eerdere rondes. Dat maakt dat het volgens sommige studenten lang duurt voor het spel leuk wordt. Rondes overslaan maakt opdrachten te moeilijk (het raden van bijvoorbeeld de uitspraak “de mens moet onophoudelijk kiezen” van de filosoof Blaise Pascal is zelfs voor filosofiestudenten haast ondoenbaar zonder dat ze de connectie tussen filosoof en uitspraak al in een eerdere ronde gelegd hebben). Dit spel heeft het voordeel dat het een heel vertrouwde vorm aanneemt (een kwartet spelen, een gezegde uitbeelden of tekenen (pictionary), gedurende één minuut praten over een onderwerp zonder verboden woorden te gebruiken…). Het bijhorende nadeel is dat de inhoud wel filosofen en hun uitspraken zijn, maar dat het spel geen filosofische vaardigheden oefent. De opdracht om gedurende één minuut zonder verboden woorden te spreken over een onderwerp, voelde voor de studenten nog het meest als een opdracht met distinctieve filosofische waarde. Je goed en vlot kunnen uitdrukken is immers essentieel voor een taalspel als filosofie.
Conclusie
Voor alle gespeelde spelletjes geldt dat de studenten denken dat ze die nooit in hun vrije tijd met vrienden zouden spelen. Ze zien de meerwaarde ervan vooral in schoolcontext. In het nagesprek kwam er een verschil in appreciatie van de lessen filosofie op de middelbare school naar boven. Het Nederlandse systeem werd heel goed onthaald. Het handboek Het oog in de storm van Ellen Geerlings hadden de leerlingen in het Nederlandse onderwijs ervaren als helder en leuk. Weinig Vlaamse studenten hadden filosofie op school gehad, de hervormingen in het Vlaamse middelbare onderwijs zouden dat in de toekomst moeten veranderen. Maar een belangrijke opmerking van een van de studentes die humane wetenschappen had gevolgd en daarin filosofie als verplicht vak kreeg, is dat het niet fijn is wanneer filosofie aanvoelt als een verplicht nummer waarin de hele canon voorbij komt (zelfs aan de hand van het boek De wereld van Sofie, dat op zich wel als een leuk boek werd ervaren) maar waar geen filosofische gesprekken over worden gevoerd.
Zouden de educatieve spelletjes kunnen helpen om van lessen over filosofie ook lessen in filosofie te maken? Wij denken alvast van wel. De filosofische spelen zijn een handig hulpmiddel om filosofische vaardigheden zoals argumenteren, filosofische vragen stellen, verwonderd zijn en je vlot kunnen uitdrukken, te oefenen binnen een klascontext. Afhankelijk van welke filosofische vaardigheden je met je leerlingen wil oefenen, kan je een spel kiezen dat deze vaardigheden centraal stelt. Aangezien de spelen expliciet educatief van aard zijn, gaven onze studenten aan dat ze buiten de klascontext, in hun vrije tijd niet meteen naar de spelen zullen grijpen. Reden te meer om deze op school wel te gebruiken!
Wat leuk is aan een filosofisch spel is dat het filosofie uit de boeken en weg van het geschreven woord trekt en filosofie terugbrengt naar wat er in het moment gebeurt, de mondelinge uitwisseling, de praktijk, de vaardigheid. Kortom: het gaat bij filosofische spelen niet over de theoretische filosofie maar over de praktijk van het filosoferen. Iets wat zowel kinderen, jongeren als volwassenen kunnen leren.
Filozoo: https://www.odisee.be/onderzoeksprojecten/filozoo & http://www.filozoo.be
Nomizo: https://www.nomizo.nl